Muziek

Naast bewegingen bevat capoeira ook muziek. Onder muziek verstaan we zang en percussie, welke minstens even belangrijk zijn in de roda als de bewegingen zelf. De muziek zorgt voor positieve energie en een goede sfeer in de roda. Wanneer de muziek goed is, komt er goede energie vrij in de roda wat de motivatie van de spelers en de kwaliteit van de spellen bevordert. Je kunt de muziek in capoeira zien als een aanmoediging voor de capoeirista's om de roda in te gaan.

De instrumenten

Afhankelijk van de stijl en de groep kunnen er 2 tot 5 verschillende instrumenten gebruikt worden in de roda. De verzamelnaam voor de instrumenten in de roda, wat in het Nederlands een orkest noemt, is de 'bateria'. De mogelijke instrumenten zijn: de berimbau, atabaque, pandeiro, reco-reco en de agogô. Ook wordt er door de spelers die in de kring staan in de handen geklapt op het ritme van de muziek. In onze groep gebruiken we de volgende opstelling (van links naar rechts): pandeiro, berimbau viola, berimbau médio, berimbau gunga en de atabaque. Soms worden er een agogô en reco-reco aan toegevoegd, meestal wanneer er Angola gespeeld wordt. Er is ook een vaste volgorde waarin de instrumenten beginnen te spelen. Zo begint altijd eerst de berimbau gunga (de leider van de bateria), daarna de médio en de viola en dan volgen de atabaque en de pandeiro. Pas wanneer alle instrumenten aan het spelen zijn mogen de personen in de roda in hun handen beginnen te klappen. Pas dan kan men beginnen met zingen.

De handen

Het ritme van de muziek wordt ondersteund door het klappen in de handen. Hierdoor maak je van je handen een instrument en je klapt in het volgende ritme: 1 2 3 rust. Het is belangrijk om altijd mee te doen en dus ook mee te zingen en in je handen te klappen, om samen het energiepeil hoog te houden.

De pandeiro

De pandeiro kennen we ook als de tamboerijn. Dit instrument ondersteunt de berimbau's en zijn geluid "flowt" als het ware over het basisritme heen. De pandeiro is ook heel populair in Braziliaanse muziekstijlen zoals samba.

De atabaque

Een atabaque is een uit hout gemaakte trommel die je met de handen bespeeld en kan vergelijken met een conga. Net zoals de berimbau, bestaat de atabaque in 3 formaten: de rum (de grootste), rum-pi en lê (kleinste). In capoeira wordt er meestal maar één atabaque gebruikt, vaak een rum-pi. D e atabaque zorgt voor de bas van de bateria en zijn belangrijkste taak is om het tempo constant te houden en duidelijk aan te geven.

De berimbau

Dit is het meest kenmerkende instrument van capoeira. De berimbau zou één van de eerste instrumenten zijn die de mens maakte en komt oorspronkelijk uit Afrika. Door de slavernij kwam het instrument in Brazilië terecht, maar had lange tijd niets met capoeira te maken. Capoeira en de berimbau werden nog geen 200 jaar geleden met elkaar verenigd en nu kunnen we het instrument niet meer wegdenken uit de sport.

De berimbau bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk: de verga (stok), cabaça (kalebas, klankkast), arame (snaar), dobrão (steen of munt), baqueta (stokje) en de caxixi (rammelaar). Zoals eerder vermeld wordt er onderscheid gemaakt tussen 3 types: de berimbau gunga, médio en viola.

De gunga is de absolute leider van de roda en wordt normaalgezien enkel bespeeld door de hoogst gegradueerde capoeirista van de roda. Het ritme van de gunga is het basisritme dat iedereen moet volgen, daarom mag de gunga niet te veel afwijken van zijn ritme. De berimbau gunga heeft de grootste klankkast en de laagste toon.

De berimbau médio heeft een kleinere klankkast dan de gunga en zijn toon klinkt ook iets hoger. Wie de médio bespeelt mag meer van het ritme afwijken (variëren).

De viola is de berimbau met de meeste vrijheid in de bateria. De berimbau viola mag volop variëren op het ritme en ervan afwijken. De berimbau viola heeft de kleinste klankkast en de hoogste toon van de drie types.

De ritmes of "toques de berimbau"

Met de berimbau kunnen verschillende ritmes, patronen of 'toques' gespeeld worden. Elke toque bestaat uit een combinatie en patroon van noten dat steeds herhaald wordt. In capoeira heeft elke toque ook een betekenis en heel vaak hangt er aan elke toque een specifiek soort capoeiraspel vast. Bijvoorbeeld, wanneer de berimbau het ritme 'Angola' speelt wordt er in de roda ook enkel Capoeira Angola gespeeld. Enkele ritmes die binnen capoeira voorkomen zijn: Angola, São Bento Pequeno, São Bento Grande de Angola, São Bento Grande da Capoeira Regional, Benguela, Iúna, Santa Maria, Samba de Roda, Cavalaria, Amazonas, ...

Er zijn meer ritmes dan je zou denken. Veel mestres ontwikkelden hun eigen ritmes die al dan niet later in gebruik werden genomen.

De agogô

De agogô is afkomstig uit de Afrikaanse Yoruba cultuur. Het instrument bestaat uit twee koebellen die aan elkaar zijn vast gemaakt. De ene bel heeft een hogere toon dan de andere. Het instrument wordt bespeeld door met een stokje op de bellen te slaan. De agogô bestaat onder andere ook in een houten variant waarbij de koebellen vervangen worden door kleine, uitgeholde noten. De houten agogô krijgt vaak de voorkeur in de bateria omdat er geen metalen naklank is.

De reco-reco

De reco-reco is een, meestal uit hout vervaardigde, rasp die een apart geluid geeft aan de bateria. Er zijn heel wat variaties op de vorm en het uitzicht van de reco-reco, maar veelal is dit een uitgeholde bamboestok waar uitsparingen zijn gemaakt in het oppervlak. Door met een stokje over deze uitsparingen te wrijven maak je geluid.

De zang

Naast de instrumenten hebben we ook de zang welk deel uitmaakt van muziek in capoeira. Zang in capoeira is gebaseerd op het vraag en antwoord principe. Een solist of leider zingt iets voor en het koor antwoord steeds met hetzelfde refrein. Liederen in capoeira worden uitsluitend gezonden in het Portugees.

Dit is een voorbeeld van een populair capoeiraliedje:

  • Solist: Oi sim, sim, sim, oi não, não, não
  • Koor: Oi sim, sim, sim, oi não, não, não
  • Solist: Mas hoje tem, amanha não, mas hoje tem, amanha não
  • Koor: Oi sim, sim, sim, oi não, não, não